Hoofdstuk 13
We liepen samen naar La Riviera aan het eind van High Street en bestelden moussaka. Het was er even vol als altijd, en Hilary leunde voorover naar mij toe om niet te hard te hoeven praten. Haar krachtige, alledaagse gezicht gloeide van de ijver en de energie waarmee ze haar speurtocht voor mij had verricht en het kenmerkte haar zelfvertrouwen dat ze zich uitsluitend concentreerde op de kwestie waar het om ging en niet op de indruk die ze maakte als vrouw. Een directrice, dacht ik bij mezelf, geen minnares.
'Hij heet Alastair Yardley,' zei ze. 'Hij is een van die talrijke jongemannen die de Middellandse Zee schijnen rond te zwerven en op boten passen van Engelsen, Italianen, Fransen, enzovoorts, als de eigenaars thuis zijn. Ze leven in de zon, aan de waterkant, en pakken elk baantje aan dat zich voordoet. Ze leiden een merkwaardig soort bestaan buiten de maatschappij, maar hun diensten komen de booteigenaars goed van pas.'
'Klinkt niet gek.'
'Het zijn lanterfanters,' zei ze bondig.
'Ik zou het op het moment niet zo erg vinden om buiten de maatschappij te staan,' zei ik.
'Jij bent uit degelijker hout gesneden.'
Hout? Boetseerklei, dacht ik.
'Ga verder over Alastair Yardley,' zei ik.
Twee dagen lang heb ik overal lopen informeren, maar steeds ving ik bot. Het signalement dat ik van hem had leek wel op de halve bevolking van toepassing en al had ik de boot natuurlijk gezien, ik was er niet zeker van dat ik hem zou herkennen, ik heb immers geen geoefend oog voor dergelijke dingen. Er zijn in Palma twee grote jachthavens, die allebei tjokvol liggen. Sommige jachten liggen met hun achtersteven naar de wal gemeerd, zoals in Ciudadela, maar er lagen er ook nog tientallen een stuk van de kade vandaan voor anker. Ik heb me door een man met een motorboot de hele haven laten rondvaren, maar het resultaat was nihil. Die man dacht natuurlijk dat ik getikt was. Ik liet de moed al aardig zakken en stond eigenlijk op het punt het op te geven toen hij - de man van die boot dus - zei dat er op minder dan een dag varen nog een kleine haven was. Daar kon ik het toch ook nog proberen? Dus toen heb ik 's woensdags een taxi naar de haven van Andraitx genomen.'
De moussaka was inmiddels opgediend en rook voortreffelijk, en ze zweeg om er wat van te eten.
'Eten,' zei ze, terwijl ze voor de derde maal haar vork vol prikte en naar mijn nog volle bord gebaarde.
'Ja,' zei ik. Het was de eerste fatsoenlijke maaltijd sinds het dineetje met Jossie en ik had honger als een paard moeten hebben. Maar het dieet van geconserveerde kaas had kennelijk een funeste uitwerking op mijn eetlust gehad, want eigenlijk viel elke hap me zwaar. De avond tevoren, toen de journalisten eindelijk weg waren, had ik niets door mijn keel kunnen krijgen en ontbeten had ik ook amper.
'Ga door, je was bij Andraitx,' zei ik.
'Zo dadelijk,' zei ze, 'Ik ben niet van plan dit heerlijke eten koud te laten worden.' Ze at met smaak en keek misprijzend naar mijn vergeefs getob om dat ook te doen. Ik moest op het vervolg van het verhaal wachten tot ze het laatste hapje op had en haar vork had neergelegd.
'Was dat even lekker,' zei ze. 'Een traktatie.'
'Andraitx,' zei ik.
Ze grinnikte. 'Vooruit dan maar, Andraitx. Klein vergeleken bij Palma, maar groter dan Ciudadela. De kleine havens en havenplaatsjes op de eilanden zijn het oudst. De gebouwen zijn er oud... er staan daar geen hypermoderne hotels, want er is geen strand. Diep water, rotsige kliffen, enzovoorts. Ik ben de afgelopen weck enorm veel meer over die eilanden te weten gekomen dan wanneer ik gewoon mijn week in Cala San Galdana had vol gemaakt en zaterdag naar huis was gekomen. Ze hébben me daar een bloedige geschiedenis van veldslagen en belegeringen en invasies achter de rug. Een afschuwelijk gewelddadige geschiedenis. Je kunt je neus wel ophalen voor het toeristenparadijs dat het er nu is, maar die poenige moderne beschaving is vast heel wat beter dan het bloeddorstige verleden.'
'Hilary, engel,' zei ik. 'Bespaar me je college en kom ter zake.'
'Het was het grootste jacht in Andraitx,' zei ze. 'Ik wist het vrijwel meteen zeker, en toen zag ik op de kade niet ver van de plaats waar ik met de taxi had afgerekend bovendien nog die jongeman. Hij kwam een winkel uit lopen en stak de grote open ruimte over die je daar hebt tussen de huizen en het water. Hij had een zware doos met proviand bij zich, die hij neerzette aan de rand van de kade, naast dat zwarte rubberbootje waar hij in Cala San Galdana mee aan land kwam. Toen liep hij weer terug en sloeg een straat in die van de kade wegleidde. Ik ben hem niet echt gevolgd, ik heb alleen maar gekeken. Een eindje de straat in ging hij ergens naar binnen en even later kwam hij weer naar buiten met een in plastic gewikkeld pak. Hij liep terug naar het bootje, liet de doos, het pak en zichzelf erin zakken en voer naar het jacht.'
De kelner kwam afruimen en vroeg of we nog iets toe wilden.
'Kaas,' besloot Hilary.
'Ik alleen koffie,' zei ik. 'En ga verder.'
'Nou... toen ben ik die winkel binnengegaan waar hij uitgekomen was en heb naar hem geïnformeerd, maar ze spraken daar alleen Spaans en ik ken geen Spaans. Dus toen ben ik die straat ingelopen tot de deur waar ik hem naar binnen had zien gaan en daar viel ik met mijn neus in de boter.'
Er werd een plank met een keur van kaas gebracht. Hilary zweeg en sneed hier en daar een stukje af. Ik vroeg me af hoe lang het zou duren eer ik dat spul weer zou lusten.
'Het was een wasserij,' zei ze. 'Alles fris en wit. Gedreven door een Engels echtpaar dat oorspronkelijk naar Mallorca was gekomen voor vakantie, maar verliefd was geworden op het eiland. Een aardig stel. Vriendelijk, opgeruimd, energiek en heel erg behulpzaam. Ze kenden die jongeman tamelijk goed, zeiden ze, omdat hij altijd als hij Andraitx aandeed zijn was bracht. Ze doen de was van al die lui van die boten. Ze wassen en strijken een zak vuile kleren zo ongeveer in een halve dag.'
Ze nam een toastje met wat kaas en ik wachtte af.
'Alastair Yardley,' zei ze. 'Die mensen van de wasserij zeiden dat hij een goed zeeman is. Beter dan de meesten van zijn soort. Hij brengt vaak jachten van plaats naar plaats, zodat ze daar komen te liggen waar de eigenaars ze willen hebben. Hij kan met grote boten overweg en staat daar ook om bekend. Hij komt een keer of vier, vijf per jaar in Andraitx, maar drie jaar geleden had hij er een appartement, dat hij als thuishaven gebruikte. Bij de wasserij zeiden ze dat ze eigenlijk niet veel van hem wisten, behalve dat zijn vader bij een scheepswerf werkte. Hij heeft ze eens verteld dat hij tegelijk met lopen heeft leren zeilen, en zijn eerste betaalde baan was als matroos aan boord van zeiljachten op proefvaart. Los daarvan heeft hij niet veel over zichzelf of degene voor wie hij tegenwoordig werkt verteld, en de mensen van de wasserij wisten verder ook niets, want ze houden wel van een gezellig babbeltje maar het zijn geen roddelaars.'
'Je bent geweldig,' zei ik,
'Mmm. Ik heb wat foto's van het jacht genomen en die laten ontwikkelen en afdrukken bij zo'n "morgen-klaarservice."' Ze deed haar tasje open en haalde er een geel pakje uit, dat behalve een serie vakantiekiekjes drie duidelijke kleurenfoto's van mijn eerste gevangenis bevatte. Van drie verschillende kanten genomen, naar gelang de boot met het tij mee draaide.
'Je mag ze hebben als je wil,' zei ze.
'Ik kan je wel zoenen.'
Haar gezicht begon te stralen van genoegen. 'Als je dat stapeltje even doorloopt kom je een nogal slechte foto van Alastair Yardley tegen. Ik kon hem niet scherp krijgen. Er was een beetje haast bij want hij kwam met zijn was mijn kant op lopen, en ik wilde niet dat hij zou denken dat ik hem persoonlijk fotografeerde. Ik moest net doen of ik een panoramafoto van de haven nam, snap je, dus helaas is hij niet zo goed gelukt.'
Alleen zijn bovenlijf stond erop, en inderdaad, zoals ze al gezegd had, een beetje wazig, maar voor iemand die hem kende wel herkenbaar. De blik niet in de lens maar vooruit gericht, een wit pak onder zijn arm. Zelfs met een onscherpe omtrek gaven de hoekige beenderen zijn gezicht een spijkerharde uitdrukking, straalde er agressieve vastberadenheid uit. Ik dacht: als we elkaar op een andere manier hadden leren kennen had ik hem misschien wel gemogen.
'Ga je met die foto's naar de politie?' vroeg Hilary.
'Ik weet het niet.' Ik dacht er even over na. 'Zou je me de negatieven kunnen lenen? Dan kan ik extra afdrukken laten maken.'
'Haal ze er maar tussenuit,' zei ze.
Ik zocht ze eruit en we bleven nog wat zitten en dronken koffie.
Ze zei: 'Ik neem aan dat je nog wel eens hebt gedacht aan... de tijd die we samen hebben doorgebracht?'
Haar ogen glimlachten achter haar bril toen ze me aankeek. 'Heb je er spijt van?'
'Natuurlijk niet. Jij wel?'
Ze schudde haar hoofd. 'Misschien is het nog te vroeg om dat te zeggen, hoor, maar ik denk dat het mijn hele leven heeft veranderd.'
'Hoe zo?' zei ik,
'Ik heb het idee dat je een enorme hoeveelheid geestelijke energie in me hebt vrijgemaakt. Ik werd geremd door gevoelens van onwetendheid en zelfs minderwaardigheid. Die gevoelens zijn totaal verdwenen. Ik voel me boordevol raketbrandstof, klaar om gelanceerd te worden.'
'Waarheen?' vroeg ik. 'Wat komt er nog boven directrice?'
'Niets meetbaars. Maar mijn school zal erop vooruitgaan, en dan zijn er ook nog van die zaken als macht en invloed, en het oor van de beleidsbepalende instanties.'
'Juffrouw Pinlock zal nog van zich doen spreken?'
'We zullen zien,' zei ze.
Ik dacht terug aan de keer dat ik voor het eerst met een meisje had geslapen, op mijn achttiende. Het was een opluchting geweest om datgene mee te maken waar iedereen maar niet over uitgepraat raakte, maar ik kon me niet herinneren dat het gepaard was gegaan met een plotselinge uitbarsting van machtsgevoelens. Misschien was voor mij de kennis te gemakkelijk gekomen, en op te jonge leeftijd. Maar waarschijnlijker was dat ik al nooit het potentieel van een Pinlock had gehad.
Ik rekende af en we gingen naar buiten. De aprillucht was koud, zoals al de hele week, en Hilary huiverde een beetje in haar jas.
'Dat is het vervelende van warme ruimten... als je er weer uitkomt krijg je een klap in je gezicht.'
'Bedoel je dat overdrachtelijk?'
'Uiteraard.'
We sloegen High Street in en liepen terug in de richting van mijn kantoor. De winkels leken wel bijenkorven, zo snelden de mensen in en uit. Het vertrouwde straatbeeld, maar na de laatste drie weken leek het onwezenlijk.
We kwamen langs een bank; toevallig niet die waar ik zelf mijn geld had staan en ook niet die waar onze firma een rekening had, maar een die de zaken van veel van onze cliënten behartigde.
'Kun je heel even wachten?' vroeg ik. 'Ik ben op een paar ideeën gekomen deze week... even iets controleren.'
Hilary glimlachte en knikte vrolijk, en wachtte zonder commentaar tot ik mijn boodschap had gedaan.
'Alles oké?' vroeg ik, toen ik weer buiten was.
'Prima,' zei ze. 'Waar stond die bestelwagen waar je in opgesloten zat?'
'In een opslagloods.' Ik keek op mijn horloge. 'Wil je het zien? Ik ga er nog een kijkje nemen.'
'Best.'
'Mijn auto staat bij mijn kantoor, aan de achterkant.'
We liepen verder en kwamen langs een leuk winkeltje met dameskleding. Ik wierp terloops een blik in de etalage, liep nog twee stappen verder en hield toen stil.
'Hilary...'
'Ja?'
'Ik zou je graag een cadeautje willen geven.'
'Doe niet zo raar,' zei ze.
Tegensputterend ging ze mee naar binnen, en ze liet zich pas tot zwijgen brengen toen ze zag wat ik haar wilde laten passen: de fiere, knalrode lange mantel die ik in de etalage had zien hangen.
'Pas hem eens,' zei ik.
Hoofdschuddend trok ze de saaie tweed jas uit en liet de verkoopster de fleurige, zwierige cape om haar schouders slaan. Onbeweeglijk bleef ze staan wachten tot het meisje de knopen had dichtgedaan en de modieuze kraag had gefatsoeneerd. Ze bekeek zichzelf in de spiegel.
Eendje wordt zwaan, dacht ik. Ze zag er imposant en luisterrijk uit, een alledaagse vrouw die een gedaanteverwisseling had ondergaan. Door haar lengte viel de helrode stof in indrukwekkende plooien naar beneden.
Ik zei: 'Een lancering gaat met vlammen gepaard.'
'Ik kan dit niet van je aannemen.'
'Waarom niet?'
Ik schreef een cheque uit en gaf die aan het verkoopstertje, en voor één keer leek Hilary warempel sprakeloos.
'Hou hem maar aan,' zei ik. 'Hij staat je fantastisch.'
Het meisje deed haar oude jas in een tasje, en we gingen weer op weg naar mijn kantoor. Nog nooit tevoren hadden de voorbijgangers zo naar juffrouw Pinlock gekeken.
Met opgeheven kin zei ze: 'Er is wel moed voor nodig.'
'Dat is altijd zo met de eerste vlucht.'
Ze dacht meteen aan de nacht in Cala San Galdana, dat zag ik aan de beweging van haar ogen. Ze glimlachte stilletjes en rechtte haar rug nog een fractie meer. Niks loos met het lef van Hilary Pinlock, toen niet en nooit niet.
Aan de voorkant zag de loods er klein en vervallen uit. De verf bladderde er af als schurft en maakte ongelijkmatige grijze littekens. Middels een buiten aan de muur geschroefd houten bord werd ca. 1000 vierkante meter te huur aangeboden, maar naar de verbleekte ouderdom van het bord te oordelen hadden de klanten niet bepaald in de rij gestaan.
Het was een vrijstaand gebouw aan het eind van een zijweg die tegenwoordig nergens meer heen leidde omdat de spoorlijn was opgeheven, waarna het landschap op grote schaal heringedeeld was met autowegen en rotondes.
In de grote roldeur die toegang verschafte tot het gebouw was een kleiner deurtje aangebracht; beide deuren waren niet op slot. Bij nadere beschouwing bleken de sloten te zijn opengebroken, zij het al lange tijd geleden. Het versplinterde hout eromheen was in de loop der jaren grauw geworden en verweerd.
Ik duwde het kleinere deurtje open voor Hilary en we stapten naar binnen. Het sombere donker dat intrad toen de deur achter ons dichtviel was even verblindend als een teveel aan licht. Ik legde een steen voor de deur om hem open te houden, maar ook zo werd je telkens in schaduwen gehuld. Het was wel duidelijk waarom vandalen het bij het forceren van de deuren hadden gelaten. Er lag binnen overal zo'n dikke laag stof dat je maar ergens een trap tegen hoefde te geven en je had een wolk stof waar je in stikte.
Ieder geluid werd onmiddellijk gesmoord, alsof de hoge stapels half vergane rommel elke echo absorbeerden nog voor hij een meter kon afleggen.
Ik riep 'Hé' in de richting van de kleine ruimte in het midden en het geluid leek in mijn keel te blijven steken.
'Het is koud hier,' zei Hilary. 'Kouder dan buiten.'
'Zal wel iets te maken hebben met ventilatieblokken,' zei ik. 'Een bepaalde tocht, waardoor er stof wordt aangevoerd en de temperatuur daalt.'
Onze stemmen resoneerden niet. We liepen het kleine stukje naar waar de witte bestelwagen stond. Het grote donkere dekkleed lag er slordig op een hoop gegooid naast.
Onze ogen raakten langzamerhand gewend aan het gedempte licht en we keken naar binnen. De politie had de jerrycan en de tas met kaas meegenomen en de auto was leeg.
Het was een kleine ruimte. Vuil en hard.
'En daar heb jij bijna een week in gezeten!' zei Hilary ongelovig.
'Vijf nachten en vier en een halve dag,' zei ik. 'Niet overdrijven.'
'Nee, niet overdrijven,' zei ze droogjes.
Zo stonden we een tijdje naar de bestelwagen te kijken, en geleidelijk aan drongen de doodsheid en de kilte van het gebouw door tot in je botten. Ik huiverde even en liep weg, de deur uit, de levende buitenlucht in.
Hilary kwam achter me aan en trapte de steen bij de deur weg. De afbladderende deur viel met een klap dicht.
'Heb je goed geslapen vannacht?' vroeg ze met grimmigheid in haar stem.
'Nee.'
'Nachtmerries?'
Ik keek op naar de grijze hemel en liet mijn longen vollopen met weldadige lucht.
'Ach... dromen,' zei ik.
Ze slikte. 'Waarom wilde je terug hiernaar toe?'
'Ik wilde de naam weten van de makelaar bij wie dit gebouw te bevragen is. Hij staat op dat bord aan de muur. Ik heb daar allemaal niet zo op gelet toen de politie me hier gisteren uit haalde.'
Haar gespannenheid ontlaadde zich in een kort, uitbundig lachje. 'Wat nuchter!'
'Degene die die bestelwagen daar heeft neergezet wist van het bestaan van dit gebouw af,' zei ik, 'Ik kende het niet en ik woon al zes jaar in Newbury.'
'Laat het nu maar aan de politie over,' zei ze ernstig. 'Ze hébben je tenslotte gevonden.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Iemand heeft Scotland Yard gebeld om te zeggen waar ik zat.'
'Laat het aan hen over,' drong ze aan. 'Jij bent er nu vanaf.'
'Ik weet het niet. Om maar eens een cliché te lanceren: er dart hier een levensgrote ijsberg rond en die bestelwagen is maar het topje.'
We stapten in mijn auto en ik reed haar terug naar de parkeerplaats in de stad waar ze de hare had achtergelaten. Terwijl ze er met haar lange gestalte in haar vuurrode mantel naast stond viste ze uit haar handtasje een pen en een notitieboekje.
Ze schreef iets op en zei: 'Alsjeblieft, hier heb je mijn adres en telefoonnummer. Je bent te allen tijde welkom. Misschien heb je...' ze zweeg even '...heb je nog wel eens een schuilplaats nodig.'
'Kan ik komen om advies?' vroeg ik.
'Om wat je maar wilt.'
Ik glimlachte.
'Nee,' zei ze. 'Niet daarvoor. Ik wil een herinnering, geen gewoonte.'
'Zet je bril eens af,' zei ik.
'Om je beter te kunnen zien?' spotte ze. Maar ze zette hem wel af.
'Waarom neem je geen contactlenzen?' zei ik. 'Zonder bril heb je prachtige ogen.'
Op de terugweg naar mijn kantoor ging ik bij een winkel langs om eten te kopen; ik ging ervan uit dat ik nooit mijn normale eetgewoonten zou herwinnen als ik geen dingen insloeg die ik lekker vond. Ik bracht ook Hilary’s negatieven naar een fotohandelaar voor een spoedafdruk, en toen ik terug kwam liep het al tegen vijven.
Debbie en Peter hadden beiden hun gebruikelijke vrijdagsmiddagse verdwijntruc ai uitgevoerd; tandartsen en cursussen waren slechts voorbeelden van redenen. De vindingrijkheid die ze in de loop der jaren aan de dag hadden gelegd zou waardevol geweest zijn als ze die op hun werk hadden toegepast. Maar ik wist uit ervaring dat er als ik ze dwong tot vijf uur te blijven na kwart over vier toch niets meer uit hun handen kwam. Door hen aangestoken had Bess de hoes al over haar typemachine; ze was druk bezig een verse laag make-up aan te brengen over de oude heen. Bess, achttien jaar oud en weelderig gevormd, beschouwde werken als een saaie onderbreking van haar seksleven. Ze schonk me een stralende glimlach, ging met haar tong langs de fris glimmende lippenstift en verdween uitdagend met haar heupen draaiend op weg naar een weekendje vertier.
Uit Trevors kamer klonken stemmen. De luide stem van Trevor in korte zinnetjes, en de zachtere klanken van die van een cliënt die sprak in lange alinea's.
Ik ruimde mijn bureau op en liep onderweg naar de auto met de dossiers van Glitberg, Ownslow en Connaught Powys het personeelskantoor binnen.
Plotseling ging de deur van Trevors kamer open. Trevor en zijn cliënt kwamen elkaar hartelijk de hand schuddend te voorschijn.
De cliënt was Denby Crest, de notaris, een gedrongen, gezette man met een stugge snor en een constant van ergernis vertrokken mond. Zelfs als hij van persoon tot persoon naar je glimlachte maakte hij de indruk ontevreden te zijn over de algemene orde der dingen. Zijn eigen cliënten zagen dat vaak aan voor begaanheid met hun problemen, wat een vergissing was.
'Je zult hier geen spijt van krijgen, Trevor,' hoorde ik hem zeggen. 'Ik ben je eeuwig dankbaar.'
Trevor zag me plotseling staan en staarde me nietszeggend aan.
'Ik dacht dat je al weg was, Ro,' zei hij.
Ik keek neer op de dossiers in mijn armen en zei: 'Ik kwam deze nog even ophalen. Goeiemiddag, Denby.'
'Goeiemiddag, Roland.'
Hij gaf me een kort knikje en schoot als een pijl uit de boog naar de buitendeur; een bruuske aftocht, zelfs voor zijn doen. Ik keek zijn schielijk verdwijnende rug na en zei tegen Trevor: 'Heb je zijn verklaring getekend? Hij zei dat hij wilde wachten tot je terug was.'
'Ja, ik heb hem getekend.' zei Trevor. Ook hij leek niet in de stemming voor een gezellig praatje. Hij draaide me zijn rug toe en liep naar zijn bureau.
'Wat deed ik fout?' vroeg ik. 'Ik bleef steeds met een tekort van vijftigduizend pond zitten.'
'Komma verkeerd,' zei hij kortaf.
'Laat eens kijken,' zei ik.
'Niet nu, Ro, het is tijd om naar huis te gaan.'
Ik legde de dossiers op het bureau van Bess en liep Trevors werkkamer binnen. Die was veel groter dan de mijne en veel netter; hier geen muur van wachtende kartonnen dozen. Er stonden drie leunstoelen voor cliënten, er hingen een paar gravures van Stubbs aan de wand en er stond een vaas bloeiende narcissen op zijn bureau.
'Trevor...'
Hij was bezig papieren bij elkaar te rapen die ik herkende als die van Denby Crest en keek niet op. Ik bleef in zijn kamer staan wachten tot hij me uiteindelijk niet meer kon negeren. Zijn gezicht stond kalm en vriendelijk en verried geen emotie, en als er zoëven al gespannenheid in te lezen had gestaan, nu was die vervlogen.
'Trevor,' zei ik, 'ik wil graag weten waar ik me verrekend heb.'
'Laat nu maar, Ro,' zei hij hartelijk. 'Dan ben je een beste kerel.'
'Als je zijn verklaring getekend hebt en er is echt een tekort van vijftigduizend pond, dan gaat dat mij ook aan.'
'Je bent oververmoeid, Ro, en je ziet er slecht uit; dit is niet het juiste moment om de zaak door te nemen.' Hij kwam van achter zijn bureau vandaan en legde zijn hand zachtjes op mijn arm. 'Beste kerel, je weet hoe ontzet ik ben en hoe bezorgd over wat je is overkomen. Ik vind het van het grootste belang dat je het een tijdje rustig aan doet en weer op krachten komt.'
Uit zijn mond een hele redevoering, het bracht me van mijn stuk. Toen hij me zag aarzelen voegde hij eraan toe: 'Er mankeert niets aan Denby's boekhouding. Als je wilt, kunnen we het maandag allemaal even bekijken.'
'We moesten het nu maar even doen,' zei ik.
'Nee.' Hij was gedecideerd in zijn weigering. 'We krijgen vanavond kennissen op bezoek en ik heb beloofd vroeg thuis te zijn. Maandag, Ro. Die boeken lopen niet weg.'
Ik gaf me gewonnen, voor een deel omdat ik domweg niet datgene onder ogen wilde zien waarvan ik vermoedde dat het de waarheid was: dat Trevor de verklaring had getekend terwijl hij wist dat de opgaven vals waren. Ik had het keer op keer nagerekend op mijn kaastelraam en met dodelijke regelmaat steeds dezelfde uitkomst gekregen, ongeacht de methode die ik gebruikte.
Hij deed me vaderlijk uitgeleide en keek toe hoe ik de stapel dossiers oppakte van Bess' bureau.
'Wat zijn dat?' vroeg hij. 'Je moet echt niet gaan werken, dit weekend.'
'Het is ook niet zozeer werk. Ze komen uit het archief. Ik wou ze nog eens inzien.'
Hij liep naar me toe, las het opschrift van het bovenste dossier en schoof dat opzij om te kijken wat eronder zat.
'Waarom in 's hemelsnaam deze?' zei hij. Hij fronste zijn wenkbrauwen toen hij het dossier van Connaught Powys tegenkwam.
'Ik weet het niet...' zuchtte ik. 'Ik dacht alleen dat ze heel misschien iets te maken hadden met mijn ontvoering.'
Hij keek me vol medelijden aan. 'Beste Ro, laat het toch allemaal aan de politie over.'
'Ik loop ze niet in de weg.' Ik pakte de dossiers onder mijn arm en glimlachte. 'Al denk ik niet dat ik erg hoog op hun lijst van prioriteiten sta. Ik ben niet beroofd, niet gegijzeld en er is geen losgeld betaald. Een gevalletje van alleen maar wederrechtelijke vrijheidsberoving stelt waarschijnlijk nog minder voor dan foutparkeren.'
Hij keek me weifelend aan: 'Denk je niet dat ze er ooit achter zullen komen hoe of wat?'
'Hangt ervan af waar ze zoeken, lijkt me.' Ik haalde een schouder op, liep naar de deur, bleef staan en keek om. Hij stond bij het bureau van Bess en zat duidelijk met het geval in zijn maag. 'Trevor,' zei ik, 'het is mij echt om het even of de politie wel of niet met een oplossing komt. Ik zit niet te springen om een publieke wraakneming en als getuige heb ik mijn hart al uitgebreid kunnen ophalen aan rechtszaalpubliciteit. En als slachtoffer heb ik er al helemaal geen trek in. Maar voor mijn gemoedsrust zou het beter zijn als ik wist hoe het zit. Als ik erachter kom wil dat nog niet meteen zeggen dat ik iets met die kennis ga doen. Maar de politie zal wel moeten. Dat is dus het verschil. Je kunt nooit weten, misschien is het beter als ik zelf een beetje ga wroeten, in plaats van de politie.'
Ontdaan en niet overtuigd schudde hij zijn hoofd.
'Tot maandag,' zei ik.